-
Naastenliefde.
In ruime zin is dit de zorg voor onze mede mens. Daarbij is het lid zijn van de kerk niet het criterium, maar de nood die er is. -
Dienstbetoon.
Elkaar (gemeente van Christus) aanmoedigen om klaar te staan voor de ander. Durf maar hulp te vragen en stel je dienstbaar op als er een beroep op je wordt gedaan. De mogelijkheden hiervoor zijn legio en een ieder kan op zijn / haar manier nuttig zijn voor de ander. -
Rentmeesterschap.
Een ieder heeft in meer of mindere mate gaven ontvangen op het materiele gebied. God gebied ons die volgens zijn woord op een goede manier te gebruiken. Daarnaast heeft een ieder capaciteiten die op een of ander gebied in te zetten is ten behoeve van de naaste.
Daarom zijn er een aantal diaconale principes waar Gods gemeente verantwoordelijk voor is:
-
Niemand in de gemeente mag ongetroost leven onder druk van ziekte, eenzaamheid of armoede.
-
Niemand in de gemeente mag gebrek hebben, te kort komen (zie bijv. Hand. 2 : 45).
-
De naaste is niet altijd lid van onze gemeente (zie bijv. Luc. 10 : 25 – 37).
-
De leden van Christus’ gemeente mogen Gods gaven niet alleen voor zichzelf gebruiken (zie bijv. 2 Kor. 8 : 1 – 15).
Soms zijn problemen zo groot geworden dat er professionele hulp en zorg nodig is. Daarom onderhoudt de diaconie contacten met die zorgverleningsinstanties, die werken vanuit een christelijke identiteit. Een aantal van deze organisaties worden door de gezamenlijke diaconieën onderhouden middels giften of collectes. Daarnaast kennen we hulpverleningsinstanties die soms wereldwijd actief zijn.